How do you say set in Dutch?
— Verzameling (wiskunde)


Related synonyms for set in Dutch
circlecirkel (m); kring (m)
dodoen
dressjurk (m), gewaad (n) (formal), kleed (n) (Flemish)
placeplaats (f)
plantplant (m)
Generic synonyms for set in Dutch
changeverandering (f); aanpassing (f)
choosekiezen; uitkiezen
fallvallen
placeplaats (f)
playspelen
takepakken
writeschrijven
Specialized synonyms for set in Dutch
bedbed (n); sponde
bottlefles (f)
bucketemmer (m)
choirkoor (n)
cockhaan (m)
coffindoodskist
dateafspraakje (n); afspraak (f)
forestwoud (n); bos (n)
matchlucifer (m); zwavelstokje (n)
namenaam (m); roep (m)
parkpark (m)
pillowkussen (n)
placeplaats (f)
plantplant (m)
priceprijs (m)
rootwortel (m)
seedzaad (n)
shipschip (n)
sitzitten
standstaan
tabletabel (m)
timekeer (m)
treeboom (m)
wavegolf (m)
workwerken
zeronul
Terms within for set in Dutch
gamespel (n), spelleke (n) (Flemish)
Category relationships for set in Dutch
astronomyastronomie (f); sterrenkunde (f)
mathematicswiskunde (f)
musicmuziek (f)
Related verbs for set in Dutch
dressjurk (m), gewaad (n) (formal), kleed (n) (Flemish)
Derivative terms for set in Dutch
fruitfruit (n); vrucht (f)
placeplaats (f)
plantplant (m)