How do you say see in Dutch?
— zien; aanschouwen; ZIEN; bekijken; bezien


Related synonyms for see in Dutch
dateafspraakje (n); afspraak (f)
hearhoren
learnleren
lookkijken
meetontmoeten; treffen
pictureafbeelding (f), prent (f), portret (n), illustratie (f), plaatje, figuur
understandbegrijpen, snappen (italbrac'“verstaan” usually means “to hear clearly”. You “verstaan” an utterance)
watchhorloge (n)
Generic synonyms for see in Dutch
playspelen
thinkdenken
understandbegrijpen, snappen (italbrac'“verstaan” usually means “to hear clearly”. You “verstaan” an utterance)
watchhorloge (n)
Specialized synonyms for see in Dutch
candlekaars (f)
comekomen
crosskruis (n)
knowkennen
likezoals; als; lijkend op; gelijk
livewonen
lookkijken
meetontmoeten; treffen
rakeriek (m), gritsel (m), hark#Dutch'hark (m)
readvoorlezen
takepakken
Related verbs for see in Dutch
dateafspraakje (n); afspraak (f)
hearhoren
learnleren
meetontmoeten; treffen
pictureafbeelding (f), prent (f), portret (n), illustratie (f), plaatje, figuur
understandbegrijpen, snappen (italbrac'“verstaan” usually means “to hear clearly”. You “verstaan” an utterance)
watchhorloge (n)
Entails for see in Dutch
lookkijken
Derivative terms for see in Dutch
dateafspraakje (n); afspraak (f)
pictureafbeelding (f), prent (f), portret (n), illustratie (f), plaatje, figuur
watchhorloge (n)